Vragen & antwoorden voor jongeren

Je wilt vast weten wat er de komende tijd gaat gebeuren. Daarom hebben we een heleboel vragen en antwoorden voor je op een rij gezet. Staat jouw vraag er niet tussen? Mail dan naar Simba Familiezorg en we nemen zo snel mogelijk contact met je op.

Vragen over wonen op een andere plek

Wie wonen er nog meer in het andere gezin?

De mensen bij wie je een tijdje gaat wonen kunnen met z’n tweeën zijn, maar in veel gezinshuizen en pleeggezinnen wonen ook andere kinderen. Je hebt in ieder geval een eigen slaapkamer. Voordat je naar het andere gezin verhuist zien jullie elkaar eerst een keer. Dan kun je vragen stellen, bijvoorbeeld of ze een huisdier hebben.

Ga ik wel af en toe naar huis?

Je ouders, de voogd (dat is de persoon die erbij was toen jullie naar het andere gezin gingen), de mensen in het gezinshuis of pleeggezin, de gedragswetenschapper en je familiebegeleider bespreken wanneer dat kan. Hoe vaak je op bezoek kan hangt af van hoe het thuis en met jou gaat. Vertel vooral aan je ouders, de mensen in het andere gezin en je familiebegeleider wat je zou willen, dan maken jullie samen een plan.

Blijf ik op mijn eigen school en bij mijn eigen sportclub?

Als je een tijdje niet thuis woont, proberen we alle andere dingen te houden zoals je ze gewend bent. We zoeken dus een opvanggezin in de buurt, zodat je naar je eigen school en sportclub kan gaan. Soms lukt dat niet en woon je verder weg. We doen ons best om te zorgen dat je je ouders, familie en vrienden dan vaak kunt zien. Misschien heb je zelf ideeën over hoe jullie contact kunnen houden? Zeg het dan vooral tegen de mensen in je opvanggezin.

Hoe lang moet ik in het andere gezin blijven?

We doen ons best om een situatie zoals bij jou thuis binnen 1,5 tot 2 jaar te helpen oplossen, samen met jou en je ouder(s). Maar het kan ook korter of langer duren.

Ik mis mijn vader en moeder. Kunnen ze nu komen?

Het is verdrietig als je je ouders niet altijd kunt zien wanneer je dat graag wilt. Je vader en moeder missen jou natuurlijk ook. Aan de mensen in het andere gezin mag je altijd vertellen dat je iemand mist of dat je heimwee hebt. Jullie kijken dan samen wat je kunt doen om je fijner te voelen.

Krijg ik zakgeld, kleren en cadeautjes in het andere gezin?

In het andere gezin krijg je de gewone dingen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en drinken. Je ouders en de mensen in het opvanggezin bepalen samen van wie je andere dingen krijgt, zoals kleren, zakgeld en cadeautjes.

Bij wie ben ik op mijn verjaardag?

Op je verjaardag, en met Sinterklaas en Kerst, wil je natuurlijk met de mensen zijn die om je geven. We doen er alles aan om te zorgen dat je op die speciale momenten je familie kunt zien. De mensen van het opvanggezin horen graag hoe jij je verjaardag het liefst wilt vieren. Zij overleggen dan met je ouders om er een feestelijke dag van te maken.

Vragen over wat ik kan en mag in het andere gezin

Mag ik mijn telefoon meenemen?

Ja, dat mag. Je ouders en de mensen in het opvanggezin spreken wel regels af over wanneer je je telefoon mag gebruiken.

Hoe laat moet ik naar bed? Wat als dat vroeger is dan thuis?

Dat bespreek je met de mensen in het opvanggezin. Het kan zijn dat zij andere regels hebben dan thuis. Dan is het goed om daarover te praten.

Het eten is hier vies. Kan er iemand apart voor mij koken?

Je mag altijd vertellen wat je wel en niet lekker vindt. De mensen in het opvanggezin willen daar best rekening mee houden. Maar iedereen heeft een andere smaak, dus er komt ook weleens iets op tafel wat je niet lust. Misschien kunnen jullie afspreken dat jij een dag in de week het eten uitkiest en dan meehelpt met klaarmaken?

Mag ik bij vrienden of vriendinnen op bezoek, en zij bij mij?

Ja, dat mag. We doen ons best om te zorgen dat jullie elkaar geregeld kunnen zien.

Mogen vrienden of vriendinnen bij mij blijven slapen?

Als je wilt dat er iemand blijft logeren, kun je dat vragen aan de mensen bij wie je een tijdje woont. Zij besluiten of dat mogelijk is en als ze ‘nee’ zeggen, vertellen ze je ook waarom.

Mag ik in de weekenden naar huis?

Hoe vaak je thuis kunt zijn, hangt af van hoe het met je ouders en met jou gaat. Je familiebegeleider praat hierover met jou, je ouders en de mensen van het opvanggezin. Na een tijdje kun je hopelijk vaker op bezoek en misschien af en toe een weekend thuis slapen. Als je daar zelf ideeën over hebt, vertel het dan aan je begeleiders van het Simba-team, zodat jullie samen een plan kunnen bedenken.

Van mijn ouders mag ik roken/drinken/blowen, in het andere gezin niet. En nu?

De mensen in het opvanggezin zijn er om voor je te zorgen. Roken, drinken en blowen zijn schadelijk voor je gezondheid, dus het is logisch dat ze dat niet toestaan. Wil je er toch mee doorgaan, dan raden we je aan eerlijk te zijn over wat je gebruikt, zodat zij je kunnen helpen als er iets misgaat. Vind je het moeilijk om dit te bespreken met de mensen in het opvanggezin? Je kunt er ook over praten met je begeleiders van het Simba-team.

Vragen over wat ik vind en voel

Als ik het naar vind in het andere gezin, mag ik dan naar huis?

Er is veel gebeurd de laatste tijd. Daarom is het belangrijk dat je tot rust kan komen en went aan de nieuwe situatie. Maar je mag het natuurlijk altijd vertellen aan de mensen bij wie je een tijdje woont en aan de mensen van het Simba-team als je iets moeilijk vindt. Zij luisteren naar je en als het echt niet gaat, kijken ze samen met jou wat ze kunnen doen om te zorgen dat je je meer op je gemak voelt. Heb je zelf een idee voor een oplossing? Vertel het aan de mensen die je begeleiden.

Ik wil niet met andere kinderen wonen, mag ik ook alleen?

In een gezinshuis of pleeggezin wonen bijna altijd ook andere kinderen. Bijvoorbeeld je eigen broer(s) en zus(sen), of de kinderen van de mensen bij wie je woont. Als je het stom vindt om de hele tijd met anderen te zijn, heb je misschien meer tijd voor jezelf nodig. Probeer erover te praten met de gedragswetenschapper, de familiebegeleider of de mensen van het opvanggezin. Dan kunnen jullie samen een plan bedenken. Misschien kun je bijvoorbeeld een keer alleen iets leuks gaan doen met een van de gezinshuis- of pleegouders.

Wat als ik de (kinderen van) de mensen in het opvanggezin niet aardig vind?

Het is spannend om ergens anders te wonen bij mensen die je nog niet kent. Het duurt even voor je aan elkaar gewend bent. Ook al doe je je best, het kan gebeuren dat je niet kan opschieten met de mensen of de kinderen uit het andere gezin. Probeer erover te praten met je begeleiders van het Simba-team, zodat jullie erachter komen waar het aan ligt. Misschien lukt het om iets te veranderen en gaat het daarna beter.

Ik wil of kan echt niet meewerken aan de begeleiding. Mag ik bij mijn oma wonen of op kamers?

Op deze vraag hebben we niet meteen een antwoord. We kunnen wel luisteren naar wat je dwars zit en samen met jou, je ouders en de mensen van het Simba-team kijken naar andere mogelijkheden. Blijf dus niet met je verdriet of boosheid rondlopen, maar praat erover met de mensen in het opvanggezin en met je familiebegeleider.

Ik geloof nooit dat mijn ouders hun problemen in 1,5 jaar kunnen oplossen. Waar gaan we dan wonen?

Je ouders willen graag dat het weer goed komt thuis. Ze krijgen hulp om de situatie te veranderen, ook van mensen om jullie gezin heen. De kans dat het beter gaat is groot, maar we begrijpen je zorgen. Als er geen verbetering komt, zoeken we samen met jou naar andere oplossingen. Het kan zijn dat je in het opvanggezin blijft of dat je bij iemand van je familie gaat wonen. Als je zelf ideeën hebt over een oplossing, vertel het dan zeker aan je begeleiders.

Ik wil niet terug naar huis. Mag ik in het andere gezin blijven?

De komende tijd kun je in het opvanggezin tot rust komen. Dat helpt je om te bedenken wat voor jou fijn is. In de tussentijd werken je ouders aan het veranderen van de situatie thuis. Want zij willen het liefst dat jullie weer bij elkaar komen. Voor jou is nu het belangrijkst dat je je veilig voelt. Met je begeleiders van het Simba-team en de mensen in het opvanggezin kun je alles bespreken over hoe het met je gaat. Naar huis ga je alleen wanneer het daar veilig voor je is. En natuurlijk mag je zelf altijd vertellen wat je het liefst wilt.

Wie kan ik iets vertellen (die het echt echt niet doorvertelt)?

Als er iets is waar je je rot over voelt, kun je daar altijd over praten met de mensen in het opvanggezin en met je begeleiders van het Simba-team. Of appen, als je praten moeilijk vindt. Je kunt ook bellen of chatten met de Kindertelefoon om je hart te luchten. Het nummer is 0800-0432. Het maakt niet uit wat er is gebeurd of waar het over gaat. Ook als iemand heeft gezegd dat jullie ‘een geheimpje’ hebben, mag je erover vertellen. De mensen in het opvanggezin en de gedragswetenschapper luisteren naar je en vertellen hoe zij je kunnen helpen. Sommige dingen zijn zo belangrijk dat we iets moeten doen om jou te beschermen. Want dat jij veilig bent, staat bovenaan.

Gaat er naar jouw idee iets mis in de zorg voor jouw gezin? Dan kun je ook bellen of chatten met het AKJ. Daar werken mensen die naar je luisteren en je kunnen helpen.

Wie vangt mij op als er iets ergs gebeurt met mijn ouders?

De mensen van het opvanggezin zijn er voor je, ook als je ouders iets overkomt. De gedragswetenschapper en de familiebegeleider helpen je en er zijn meer mensen die om je geven. Bijvoorbeeld je opa en oma, je mentor op school of de trainer van je sportclub. Met z’n allen zoeken we een oplossing.

Vragen over mijn ouders en de mensen van het opvanggezin

Mijn vader of moeder belooft op bezoek te komen, maar komt steeds niet. Tegen wie moet ik dat zeggen?

Het is naar als iemand iets belooft en het gebeurt niet. Dan lijkt het alsof diegene jou niet belangrijk vindt. Er kan een goede reden zijn waarom het niet lukt en wat die reden ook is: het ligt zeker niet aan jou. Toch kan het nog steeds rot voelen. Als het je dwars zit, kun je er altijd over praten met de mensen bij wie je woont, met je familiebegeleider of met iemand anders die je vertrouwt. Zij kijken dan of er iets aan te doen is.

Ik noem de mensen in het opvanggezin ‘papa’ en ‘mama’. Mag dat wel?

De mensen in het opvanggezin zijn niet je vader en moeder, maar dat kan wel zo voelen voor jou. Misschien kun je aan ze vragen wat zij fijn vinden en vertellen wat jij het liefst wilt? Daar komen jullie samen vast wel uit.

Ik moet altijd huilen als mijn vader of moeder weggaat. Dan weet ik niet wat ik moet doen. Wie kan me helpen?

Dat je verdrietig bent bij het afscheid is helemaal niet gek. Natuurlijk mis je je ouders en dat voel je juist dan heel erg. Dus huilen mag! Misschien is er iets dat je helpt om je daarna weer fijner te voelen. Bijvoorbeeld buiten wat leuks doen of iets lekkers bakken, het maakt niet uit wat. Als je ergens mee zit, kun je erover praten met de mensen in het opvanggezin en met je familiebegeleider. Zij helpen je met nadenken over wat je kunt doen om je weer fijner te voelen.

Als ik na een bezoek aan mijn ouder(s) terugkom, vinden de mensen in het opvanggezin me heel druk. Wat moet ik doen?

Het kan best spannend zijn om naar huis te gaan. Helemaal niet gek dat je dan druk bent als je terugkomt. Misschien wil je op zo’n moment even alleen zijn of buiten tegen een bal trappen. Als je vertelt wat voor jou goed voelt, kunnen ze daar in het opvanggezin rekening mee houden.

Mijn ouders en de mensen in het opvanggezin hebben andere regels. Naar wie moet ik luisteren?

In elk gezin gaan dingen anders. De mensen in het opvanggezin hebben hun eigen regels. In de tijd die je bij ze woont gelden die ook voor jou. Dat kan botsen als je het thuis anders gewend bent. Ben je ergens boos over, dan kun je beter eerst afkoelen. Als dat jou helpt, is het goed dat de gezins- of pleeghuisouders dat van je weten. Probeer daarna met ze te praten over waar je het mee oneens bent. Dat wil niet zeggen dat ze de regel veranderen, maar jullie begrijpen elkaar dan hopelijk beter en dat kan toch helpen. Je familiebegeleider wil ook naar je luisteren en je helpen met een gesprek.

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.